Uien bewaring
home   /   bewaring  /   proeven

Proeven

 
Kweekproef uien om schotvorming na te gaan.
Een teler die zijn met zorg gekweekte uien voor langere tijd wil opslaan, heeft er groot belang bij dat de kwaliteit van de uien goed is. Daartoe wordt veel aandacht besteed aan inschuren, droog maken en drooghouden van de uien. Op het veld krijgen de uien reeds een antispruit-behandeling om te zorgen dat de uien niet opnieuw gaan uitlopen, het zogenaamde "schot". Wanneer dit optreedt, zal de verkoopwaarde van de partij snel dalen. Een beproefde methode om na te gaan of de partij uien die ligt opgeslagen, een goede behandeling tegen schot heeft gehad, is het op kweek zetten van enkele monsters.
 
  • Neem enkele representatieve monsters uit de partij, zodra de partij goed droog is. Meestal van half september tot half oktober, afhankelijk van de datum van inschuren en de conditie van de partij;
  • Ontdoe de uien van wortelresten en loof;
  • Plaats de uien in een bakje of poot ze in een bakje met (pot)grond, die regelmatig natgehouden wordt;
  • Bewaar de kweekbakjes op een warme plaats, het liefst bij kamertemperatuur. Des te sneller zullen de eventueel aanwezige kiemen in de uien worden gestimuleerd om te gaan groeien.
Herhaal deze proef ook later in het bewaarseizoen nog eens. Sommige partijen ontwikkelen in een later stadium alsnog kiemen. Hieronder ziet u enkele voorbeelden van op kweek gezette uien. De spruiten die uit de uien gegroeid zijn, geven duidelijk aan, dat deze partij niet meer geschikt is voor export. Het is dus van belang dat een partij die bij de kweekproeven schotvorming vertoont, tijdig wordt verwerkt. Wanneer te lang gewacht wordt, zal de waarde van de partij behoorlijk kunnen dalen en in sommige gevallen zal een partij onverkoopbaar blijken te zijn.

Mogelijke scenario's bij verdwijning van MH uit de Nederlandse (zaai)uienteelt

Bewaring zonder MH
Algemeen
Uien die niet behandeld zijn met MH zijn met het traditionele bewaarsysteem bewaarbaar tot in januari. Uien bestemd voor export dienen voor het eind van het jaar verwerkt te zijn. In deze paragraaf zijn de mogelijkheden van verschillende bewaarmethoden en verpakkingssystemen uitgewerkt, om uien zonder MH ook het verdere afzetseizoen te kunnen verhandelen.

CA-bewaring
CA-bewaring (Controled Atmosphere) is gebaseerd op het verlagen van het zuurstofpercentage en het verhogen van het koolstofdioxidepercentage in de bewaaratmosfeer. Hiermee kan de ademhaling in de ui worden gereduceerd en daarmee ook de spruitvorming. De optimale gasverhouding is <1% O2 en 4% CO2 bij een bewaartemperatuur van 1 tot 1.5 °C. Bij een te hoog CO2-gehalte (6%) in combinatie met een lange bewaarduur treedt een anaërobe ademhaling in de ui op die schade (o.a. glazigheid) in de bol veroorzaakt. Tijdens de bewaring moeten de zuurstof- en koolstofdioxideconcentraties gehandhaafd blijven. De CA-bewaring dient dus een gesloten bewaringssysteem te zijn waarbij geen uitwisseling plaatsvindt tussen interne en externe lucht.

Net als bij de traditionele buitenluchtbewaring en de mechanische koeling dienen de uien alvorens ze in de CA-bewaring worden gebracht eerst goed te worden gedroogd, om kwaliteitsvermindering door bacterie- en schimmelaantastingen te voorkomen. Na het drogen kunnen de uien onder CA-omstandigheden bewaard worden, waarbij met de genoemde condities de in- en uitwendige scheutgroei tot in juli volledig wordt geremd. Eventueel kunnen uien na het drogen ook eerst twee à drie maanden (tot circa eind december/begin januari) traditioneel worden bewaard bij een temperatuur lager dan 6 ºC alvorens ze in CA-bewaring te plaatsen. Ook bij deze werkwijze kan de in- en uitwendige spruitgroei tot in juli voldoende worden beheerst. Deze tijdelijke CA-bewaring opent in principe de mogelijkheid gebruik te maken van bestaande CA-accommodaties. Vaak komen vanaf begin januari de eerste CA-cellen voor de bewaring van fruit beschikbaar. Omdat CA-bewaring voor uien zeer kostbaar is, kunnen de uien voor de opslag het beste eerst gesorteerd worden zodat alleen een marktwaardig product wordt opgeslagen. (Hak pers. mededeling, 2000).
 
MA-verpakking
Wanneer zaaiuien niet behandeld worden met MH, is het gebruik van een MA-verpakking later in het seizoen noodzakelijk. Wanneer onbehandelde uien in deze periode uit de bewaring komen beschikken deze over een zeer explosieve scheutgroei.
 
MA-verpakking (Modified Atmosphere) wordt toegepast bij diverse tuinbouwproducten. Hierbij kan gedacht worden aan gesneden producten als sla en uien. Door middel van een omhulsel van experimentele-folie kan een kunstmatig klimaat rondom het product gecreëerd worden. Het product wordt afgesloten van de buitenlucht. Dit is afhankelijk van het type folie (O2 en CO2 permeabiliteit), oppervlak/product-ratio, ademhalingssnelheid en hoeveelheid product. Elk type folie heeft eigen evenwichtsconcentraties. Door de kortdurige verblijfstijd in de verpakking zorgen hogere CO2 concentraties echter niet voor glazigheid in de bol. De ademhaling van het product wordt door deze gassamenstelling sterk geremd. Wanneer uien in een MA-verpakking worden verpakt, zouden deze 4 weken bewaard kunnen worden zonder enige spruitgroei te vertonen. Wanneer de uien meer vocht af gaan staan, bijvoorbeeld door spruitvorming, is de ui slechts 2 weken te bewaren in de verpakking. Dit speelt met name wanneer uien later in het seizoen verpakt worden (na mei). Wanneer de relatieve luchtvochtigheid binnen in de verpakking hoger wordt dan de relatieve luchtvochtigheid van de buitenlucht, wordt het vocht in de verpakking doorgelaten naar de buitenkant van het folie. Wanneer dit gebeurt, zijn de verschillende gasconcentraties die rondom het product heersen niet meer te handhaven. Er vindt dan een gasuitwisselingen plaats tussen interne en externe lucht. Aan het eind van het bewaarseizoen geven uien meer vocht af in de verpakking en zijn hierdoor minder lang houdbaar in de verpakking dan in het begin van het bewaarseizoen (Boerrigter pers.mededeling, 2000).
 
Naast voordelen heeft de MA-verpakking ook een aantal beperkingen. De uien moeten in kleine verkoopbare eenheden verpakt worden. Wanneer de MA-verpakking wordt geopend moeten de uien binnen een week worden geconsumeerd. Bij opening wordt de normale gasontwikkeling hersteld en worden de uien weer ‘raketjes'. De meest geschikte folie heeft tot nu toe nog een ondoorzichtige melkachtige kleur, waardoor het product in de verpakking niet te zien is zoals in de huidige netverpakking. De consument is hierdoor huiverig om het product te kopen. De visuele aantrekkelijkheid kan verhoogd worden door de verpakking te bedrukken (Hak et al., 1995).
 
Veredeling op spruitrust
Een ui heeft een mechanische en een fysiologische kiemrust. De fysiologische kiemrust wordt verbroken in de bewaring. De mate van fysiologische kiemrust hangt af van het oogsttijdstip, groeiomstandigheden en de weersomstandigheden tijdens de afrijping (Hopmans pers.mededeling, 2000). Mechanische kiemrust wordt bepaald door de morfologie van de ui. Harde uien met een smalle hals en een harde huid, vormen een grote weerstand voor de spruit om uit te lopen en hebben dus een sterke mate van mechanische kiemrust (Schipper pers. mededeling, 2000).

Fysiologische kiemrust
Om een hogere fysiologische kiemrust te verkrijgen kan men aan twee processen denken. Ten eerste kan de absolute spruitrust worden verbeterd. Dit wil zeggen, dat de ui daadwerkelijk langer in rust blijft en dus een aantal weken later gaat spruiten. Met een optimale benutting van het huidige materiaal (lijnen) zou het na een intensief veredelingsproces (tijdsbestek 5 jaar) mogelijk kunnen zijn dat de spruitrust verlengd wordt met twee weken (Schipper pers. mededeling, 2000). Het tweede proces is de snelheid van uitloop van de spruit beïnvloeden. Wanneer de fysiologische spruitrust is verbroken gaat de ui uitlopen. De ‘spruitlustigheid' van de ui is vanaf nu afhankelijk van de groeisnelheid van de scheut. De groeisnelheid van de scheut is op haar beurt weer afhankelijk van de metabolische activiteit (toevoer en gebruik van voedingsstoffen, voornamelijk fructanen en suikers) van de ui. De spruitlustigheid en daarmee vermoedelijk ook de metabolische activiteit, blijkt kenmerkend voor een ras, maar niet afhankelijk voor het type ui. In de toekomst kan er mogelijk op vermindering van metabolische activiteit veredeld worden. Op dit moment is nog erg weinig bekend over dit proces. (Boerrigter, 1998).
 
Mechanische kiemrust
De moderne uienrassen zijn veredeld op een harde huid en een smalle hals. De mechanische kiemrust is eigenlijk al volledig benut en kan met het huidige materiaal niet verlengd worden.

Kortom, in de nabije toekomst kan men geen rassen verwachten van het type Rijnsburg met een langere spruitrust. Er zouden andere types ingekruisd kunnen worden, maar dan moet wel rekening worden gehouden met de daglengte (Schipper pers. mededeling, 2000).
 
Biotechnologie
Biotechnologie gaat in de huidige veredelingsprogramma's een steeds grotere rol spelen. Op dit moment wordt biotechnologie in de ui alleen toegepast bij resistentieveredeling. Bij veredeling op spruitrust wordt op dit moment nog niet met biotechnologie gewerkt. Dit heeft als belangrijkste reden dat op dit moment nog geen voldoende fundamentele micro-biologische kennis is over het metabolisme van spruitvorming.
 
Tijdens de spruitvorming worden fructanen uit de bol omgezet in reducerende suikers met behulp van enzymen. Uit onderzoek is gebleken dat er geen relatie bestaat tussen de hoeveelheid van deze enzymen en de spruitlustigheid van een ras. Dit houdt in dat er op dit moment geen enkel aanknopingspunt is wat gebruikt kan worden bij de veredeling op spruitrust in ui.
 
Om wel gebruik te maken van biotechnologie moet in de toekomst eerst fundamenteel onderzoek gedaan worden naar het metabolisme van spruitvorming. Uit dit onderzoek moet naar voren komen welke genen verantwoordelijk zijn voor de spruitvorming. Voor dit onderzoek moet men van uitgaan van een duur van op zijn minst tien jaar.

De desbetreffende genen moeten dan nog ingebouwd worden in de huidige type rassen. Met de huidige kennis wordt de duur van deze stap geschat op zes jaar.
 
Dit houdt in dat wanneer gebruik van MH niet meer is toegestaan, men de eerste 15 tot 20 jaar geen alternatief uit de veredeling middels het gebruik van biotechnologie kan verwachten (Kik pers. mededeling, 2000)
 
Alternatieve methodes
In het verleden zijn een aantal alternatieve bewaarmethoden of behandelingen die de spruitrust verlengen van uien onderzocht. Hieronder bespreken we deze methoden.
 
Doorstraling met gammastralen
Gammastraling blokkeert alle celdelingactiviteiten waardoor geen scheutvorming optreedt, mits het binnen 4 weken na de oogst wordt toegepast. Dit in verband met de doorbreking van de fysiologische kiemrust, die ongeveer 4 weken bedraagt. De acceptatie van doorstraalde producten door consumenten in binnen- en buitenland is zeer gering zodat deze oplossing zeker niet afzetbevorderend werkt. (Hak, pers. mededeling, 2000) Het tweede nadeel van deze methode is dat het bestralen een extra handling kost. Uien moeten opnieuw over de band wat rokkenverlies veroorzaakt tot gevolg heeft.
 
Behandeling met Carvon
Carvon is een niet milieubelastende, plantaardige component, die gewonnen wordt uit karwei. Carvon remt de delingsactiviteit en de strekking van weefsels en is daarom in principe een effectief scheutremmingsmiddel. Ui heeft een inwendig groeipunt. Carvon kan op geen enkele wijze, doordat het een olie is, in de sapstroom van de ui worden gebracht en kan dus niet het groeipunt binnenin de ui niet bereiken. Carvon gaat pas werken als de spruit het uitwendige stadium heeft bereikt. Het middel kan dan pas de spruit rechtstreeks bereiken. Uit het kwaliteitsoogpunt is de scheutvorming dan echter al in een te ver gevorderd stadium. Het is gebleken dat er geen andere praktisch toepasbare mogelijkheden zijn om carvon goed in de bol te laten doordringen. Het middel kan de spruitgroei dus niet voldoende remmen.
 
Carvon heeft wel postieve bijwerkingen. Penicillium, Botrytis en Fusarium worden geremd in aanwezigheid van carvon. Hierdoor blijfven de cosmetische eigenschappen waar de ui op beoordeelt wordt behouden. (Hak, pers. mededeling, 2000)
 
Ontwikkeling nieuwe bestrijdingsmiddelen
Op dit moment is Maleine Hydrazide het enige gewasbeschermingsmiddel waarmee de spruiting in uien geremd kan worden. Omdat het gebruik van Maleine Hydrazide onder druk is komen te staan worden mogelijke andere milieuvriendelijke gewasbeschermingsmiddelen interessant om op de markt komen.
 
De ontwikkeling van nieuwe geschikte werkzame stoffen is een langdurig traject. De ontwikkeling van een nieuw gewasbeschermingsmiddel duurt al snel 15 tot 20 jaar. Wanneer een nieuwe werkzame stof is gevonden moet het middel een langdurige toelatingsprocedure ondergaan alvorens het mogelijk wordt toegelaten op de markt. De ontwikkeling en toelating van nieuwe bestrijdingsmiddelen is een kostbaar traject. (Hoofdstuk 3: Besluitvorming omtrent het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen). Op wereldniveau is de zaaiuienteelt een kleine teelt en voor producenten van gewasbeschermingsmiddelen een nichemarkt. De ontwikkelingskosten van bestrijdingsmiddelen moeten op de afzet van een relatief klein product terugverdiend worden. Gewasbeschermingsmiddelenfabrikanten investeren daardoor sneller in het ontwikkelen van nieuwe middelen voor de grote gewassen als maïs en rijst zoals die mondiaal geteeld worden.
 
Kleinere gewassen, waaronder de uienteelt, zijn afhankelijk van nieuwe ontwikkelde werkzame stoffen voor grote gewassen die mogelijk mede toepasbaar blijken te zijn in deze teelten. Voor de kleinere fabrikanten van gewasbeschermingsmiddelen is het dan mogelijk nog wel rendabel om een toelatingsprocedure voor deze middelen aan te vragen omdat zijn mee kunnen liften op het ontwikkelingstraject van de grote chemische concerns.